Ons kantoor wordt vaak gevraagd om juridische bijstand te verlenen in zaken waarbij de politie aan boord komt na een ongeval, bijvoorbeeld na een aanvaring of letsel ontstaan aan boord van een schip. Een ongeval kan een grote impact hebben op de bemanningsleden van een schip. De schok kan groot zijn en er moet veel worden geregeld. Vaak komt de politie in een vroeg stadium aan boord. Wij bereiden u in dit artikel voor op wat u te wachten staat wanneer de politie aan boord komt en adviseren u graag over uw rechten.
De eerste momenten na een ongeval
Het is belangrijk dat de kapitein en de overige bemanningsleden onmiddellijk actie ondernemen zodra een ongeval plaatsvindt. Onder meer de verzekeraar en verschillende autoriteiten moeten worden geïnformeerd over het ongeval.
In bijna alle gevallen zal de politie bij het ongeval worden betrokken als gevolg van een noodoproep van het schip of op verzoek van andere overheidsinstanties. Het is niet geheel ondenkbaar dat een strafbaar feit ten grondslag ligt aan een ongeval, ook al is in de meeste gevallen geen sprake van kwade zin. Meestal is de politie één van de eerste externe partijen die aan boord gaan nadat een ongeval heeft plaatsgevonden. Deze politieagenten komen in uniform aan boord en zullen in Nederland, zoals in de meeste andere Europese landen, bewapend zijn. De politie is getraind om autoriteit uit te stralen. Het is onze ervaring dat op zijn minst de bemanningsleden van lagere rangen, afkomstig uit niet-westerse landen, daar meestal erg van onder de indruk zijn.
Start van het onderzoek
De politie zal aan boord zo snel mogelijk willen beginnen met het verhoren van de bemanning. Het komt regelmatig voor dat deze verhoren aanvangen vóórdat de bemanning met een advocaat heeft gesproken. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de juridische positie van de bemanning en/of de rederij. Vanwege hun emotionele betrokkenheid kan de aanwezigheid van de politie overweldigend of zelfs beangstigend zijn voor de bemanning. Hierdoor is het heel goed mogelijk dat de bemanning verklaringen afleggen, die zij niet zouden hebben afgelegd wanneer zij eerst met een advocaat hadden gesproken. Ook is het lastig voor de advocaat om kopieën te krijgen van de verklaringen die ten overstaan van de politie zijn afgelegd, wanneer hij pas aan boord komt nadat de politie is vertrokken.
In het licht van het voorgaande is het interessant om te bespreken wat de gevolgen zijn van het Salduz-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, 27 november 2008, ECLI:NL:XX:2008:BH0402) en de Europese richtlijn 2013/48 met betrekking tot het politieverhoor aan boord van een schip. Wij zullen dit vanuit een Nederlands oogpunt bespreken.
Politieverhoor en recht op juridisch advies: een decennium aan ontwikkelingen
Ruim tien jaar geleden was het in Nederland niet gebruikelijk dat een advocaat aanwezig was bij een politieverhoor of dat hij voorafgaand aan het verhoor kon overleggen met zijn cliënt. Dit, terwijl het recht op een eerlijk proces is verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In de zaak Salduz oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dan ook, dat het een schending is van algemene mensenrechten om de toegang tot een advocaat voorafgaand aan een (politie)verhoor te hinderen. Deze toegang mag alleen worden ontzegd als kan worden aangetoond dat er in een specifiek geval dwingende redenen zijn om dit recht te beperken. Hiervan is naar ons oordeel niet snel sprake.
Gelukkig volgde de Nederlandse Hoge Raad al snel dit arrest van het EHRM. In het licht van het Salduz-arrest heeft de Hoge Raad op 30 juni 2009, NJ 2009, 349 bepaald, dat de politie de verdachte moet informeren dat hij recht heeft op bijstand van zijn advocaat vóórafgaand aan het eerste politieverhoor. De verdachte die dit recht niet onherroepelijk heeft opgezegd moet redelijkerwijs de mogelijkheid hebben gekregen om toegang te krijgen tot een advocaat. Informeert de politie de verdachte niet óf belemmert de politie de vrije toegang tot een advocaat, dan mag de verkregen getuigenis vaak niet worden gebruikt als bewijs tegen de verdachte (artikel 359a Wetboek van Strafvordering). Het is goed denkbaar dat een verklaring die is afgelegd in strijd met de voorgaande regels ook in andere Europese landen niet mag worden gebruikt.
Wel trok de Hoge Raad aanvankelijk een duidelijke grens. De advocaat mocht niet aanwezig zijn bij het politieverhoor zelf. De Hoge Raad heeft aan deze regel vastgehouden tot eind 2015.
Na een hele reeks arresten waar de Hoge Raad de voorgaande regels heeft bevestigd, heeft zij deze regels aangescherpt op 22 december 2015, NJ 2016, 52. Per deze datum heeft een aangehouden verdachte recht op bijstand van een advocaat óók tijdens het verhoor.
Politieverhoor aan boord van een schip
Inmiddels is het recht van verdachten tijdens een strafprocedure behoorlijk ontwikkeld. Een interessante vraag is of de gevolgen van het Salduz-arrest ook van toepassing zijn als de politie verklaringen afneemt aan boord van een schip. Wij denken van wel. In dat kader wijzen wij graag op het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 1979, NJ 1980, 243. In deze zaak werd duidelijk dat alle vragen die een politieagent aan een verdachte stelt over zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit worden beschouwd als een verhoor in de zin van artikel 29 strafvordering. Bijgevolg lijkt het als zodanig irrelevant waar het verhoor wordt gehouden. Wij zijn dan ook van mening dat eenieder die wordt bevraagd door de Nederlandse politie over een (mogelijk) strafbaar feit, al is het aan boord van een buitenlands schip, recht heeft op bijstand van een advocaat.
Het recht op bijstand van een advocaat tijdens een politieverhoor geldt in ieder geval in alle Europese landen. Om te bepalen welk recht precies van toepassing is, is een belangrijke vraag of het schip zich ten tijde van het ongeval bevond in territoriale wateren of op volle zee. Als het ongeval gebeurde terwijl het schip zich in territoriale wateren bevond, dan mag de politie van dat land aan boord van het schip om de bemanning te ondervragen. Anderzijds, als het ongeval gebeurde op volle zee, dan is meestal de politie van de vlaggenstaat bevoegd. In dergelijke gevallen is het doorgaans gebruikelijk dat het openbaar ministerie van de vlaggenstaat een rechtshulp verzoek doet aan het land waar het schip uiteindelijk afmeert. De politie van dat land zal dan aan boord gaan om de bemanning te horen en onderzoek te doen naar het ongeval. Wanneer de politie van dat land aan boord komt kan de bemanning eerst vragen om het bewijs van het rechtshulp verzoek van de vlaggenstaat, alvorens de politie aan boord te laten. Echter, wanneer het schip in een haven buiten Europa ligt gelden mogelijk andere regels. Wij onderzoeken dit graag voor u.
Hoe bereid u zich voor
Met het oog op het voorgaande adviseren wij u om de bemanning van het schip te instrueren om niet met de politie te praten voordat zij een advocaat hebben geraadpleegd. Ook niet wanneer zij slechts als getuigen en niet als verdachten worden gehoord. De politie zal een eerste inschatting maken welke personen zij willen horen als verdachten en welke personen als getuigen. Echter, iemand die vandaag wordt aangemerkt als getuige kan in een later stadium ineens te boek staan als een verdachte.
Een getuige is naar Nederlands recht niet verplicht om een verklaring af te leggen aan de politie, ondanks dat hij hiertoe in een later stadium door een rechter wel toe kan worden verplicht. Echter, wanneer wordt geweigerd een verklaring af te leggen dan kan dat tot onnodige verdenkingen leiden. Daarom adviseren wij in geval de politie een bemanningslid als getuige wenst te horen, de politie mee te delen dat eerst wordt overlegd met de advocaat, alvorens medewerking zal worden verleend aan het getuigenverhoor door de politie. Op deze manier heeft het bemanningslid enige tijd om tot zichzelf te komen én kan de advocaat hem voorbereiden op het verhoor. De advocaat kan vervolgens een inschatting maken of deze voorbereiding voldoende is, dan wel of hij het noodzakelijk acht om bij het verhoor aanwezig te zijn.
Tot slot
Gezien het voorgaande raden wij rederijen aan om de consequenties van het Salduz-arrest en de Europese richtlijn 2013/48 met hun kapiteins, schippers en bemanningsleden te bespreken. Het is belangrijk dat de bemanningsleden zich bewust zijn van het feit, dat zij recht hebben op bijstand van een advocaat als een ongeval zich voordoet in Europese wateren en de politie aan boord komt van het schip. Verder zijn wij van mening dat de bemanningsleden moeten worden geïnstrueerd geen medewerking te verlenen aan het politieverhoor vóórdat een advocaat aan boord is en zij de kans hebben gehad om hem te spreken. Dit geldt zowel wanneer de bemanning als verdachten worden gehoord, als ook wanneer zij als getuigen worden gehoord. Op deze manier worden zoveel mogelijk de rechten van bemanning en scheepseigenaar gewaarborgd, alsmede hun juridische positie zoveel mogelijk veilig gesteld.
Tot voor kort leek het allemaal nog ‘science-fiction’, maar de zelfrijdende truck en het zelfvarende schip worden nu echt realiteit. In oktober van vorig jaar voerde techbedrijf Otto, onderdeel van ‘taxibedrijf’ Uber, de eerste testrit uit met een zelfrijdende truck. Het betrof een rit van een kleine 200 km in de staat Colorado in de Verenigde Staten. De lading: 50.000 blikjes bier. De chauffeur moest wel nog zelf naar de snelweg rijden, maar op de snelweg aangekomen schakelde hij het systeem in waarna de software het van hem overnam. Er is geen speciaal voertuig voor nodig, het systeem kan gewoon in bestaande trucks worden ingebouwd.
Per 1 januari 2016 is de nieuwe Wet bestrijding maritieme ongevallen (WBMO) in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt de Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON) en regelt bovendien de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken (2007).
De regeling omtrent de verjaringstermijn voor aanvaringen heeft al voor vele discussies gezorgd. De Hoge Raad heeft met een recente uitspraak, waarbij het “advies” van de Advocaat-Generaal niet werd gevolgd, ongetwijfeld gezorgd voor nog vele nieuwe discussies (HR 21 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3350). De Hoge Raad heeft, kort gezegd, geoordeeld dat de verjaringstermijn van 2 jaar voor aanvaringen niet geldt indien de schadeveroorzakende partij verwijten worden gemaakt die van een andere aard zijn dan die welke verband houden met het gebruik van schepen en waarbij de oorzaak niet aan boord van een schip ligt.
Nederland is één van de staten die partij is bij het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en het daarbij horende Protocol van 1996 (hierna: Londens Beperkingsverdrag). Het Londens Beperkingsverdrag geeft een regeling waarbij de scheepseigenaar (en andere genoemde partijen) hun aansprakelijkheid voor met name genoemde vorderingen kunnen beperken door het stellen van één of meer beperkingsfondsen. Dit Verdrag is opgenomen in de Nederlandse wetgeving in de artikelen 8:750 BW tot en met 8:759 BW.