containers

De regeling omtrent de verjaringstermijn voor aanvaringen heeft al voor vele discussies gezorgd. De Hoge Raad heeft met een recente uitspraak, waarbij het “advies” van de Advocaat-Generaal niet werd gevolgd, ongetwijfeld gezorgd voor nog vele nieuwe discussies (HR 21 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3350). De Hoge Raad heeft, kort gezegd, geoordeeld dat de verjaringstermijn van 2 jaar voor aanvaringen niet geldt indien de schadeveroorzakende partij verwijten worden gemaakt die van een andere aard zijn dan die welke verband houden met het gebruik van schepen en waarbij de oorzaak niet aan boord van een schip ligt.

Feiten
In de uitspraak van de Hoge Raad van 21 november 2014 speelde het volgende. In augustus 2004 had de Provincie Noord-Nederland een hoofdaannemer opdracht gegeven tot beschoeiing aan de oever van de Vecht. Deze opdracht werd vervolgens uitbesteed aan een onderaannemer. Deze onderaannemer gebruikte eigen materiaal en personeel. Bij de werkzaamheden door de onderaannemer is een ondergrondse hoogspanningskabel geraakt omdat er te lange beschoeiingspalen werden gebruikt. De beschoeiingswerkzaamheden werden uitgevoerd vanaf een ponton.

De beheerder van de kabel heeft vervolgens de hoofdaannemer aansprakelijk gesteld en dus niet de onderaannemer die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. De vordering tegen de hoofdaannemer was gebaseerd op een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De beheerder vond namelijk dat de hoofdaannemer een op haar rustende zorgplicht had geschonden door zich er niet van te vergewissen waar zich ondergrondse kabels bevonden en er onvoldoende op toe te zien dat de onderaannemer met de aanwezigheid van kabels rekening hield.

De hoofdaannemer stelde op zijn beurt dat er sprake was van een schadevaring waardoor de verjaringstermijn voor aanvaringen van 2 jaar van toepassing zou zijn. De vordering van de beheerder zou dan verjaard zijn. Naar Nederlands recht zijn de aanvaringsbepalingen niet alleen van toepassing indien schepen in aanraking met elkaar komen maar ook indien er schade is veroorzaakt door een schip zonder dat er twee schepen met elkaar in aanraking komen.

De hoofdaannemer baseerde zich hierbij op het bekende ‘Zwartemeer’-arrest van de Hoge Raad. In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld over de toepasselijke verjaringstermijn indien een vordering zowel op aanvaring als onrechtmatige daad kan worden gebaseerd. Het uitgangspunt bij een dergelijke samenloop is dat eiser mag kiezen op welke grondslag hij zijn vordering wil baseren. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering indien de wet dat voorschrijft of de wet dat onvermijdelijk met zich meebrengt. De Hoge Raad bepaalde in het ‘Zwartemeer’-arrest dat de omstandigheid dat voor een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad een langere verjaringstermijn geldt dan voor een vordering tot schadevergoeding uit aanvaring, met zich meebrengt dat de verjaringstermijn van 2 jaar voor aanvaringen exclusief van toepassing is. Een andere opvatting zou leiden tot onaanvaardbare doorkruising van de korte verjaringstermijn voor aanvaringen omdat die dan een dode letter zou zijn.

Oordeel van de rechtbank en het hof
De hoofdaannemer kreeg bij de rechtbank en het hof gelijk. Het hof oordeelde dat het veroorzaken van schade aan een kabel door het heien van te lange beschoeiingspalen vanaf een ponton, een schadevaring is in de zin van artikel 8:1002 BW. De schade was immers veroorzaakt met gebruikmaking van een binnenschip. De directe oorzaak van de daadwerkelijke schadeveroorzaking is aan boord van het binnenschip gelegen. Daaraan doet niet af dat de voorbereidende werkzaamheden voor de activiteiten die tot schade hebben geleid mogelijk elders plaatsvonden, aldus het hof. Nu er sprake was van een schadevaring kan de beheerder de verkorte verjaringstermijn van 2 jaar voor aanvaringsvorderingen niet ontlopen door de vordering te baseren op een onrechtmatige daad, aldus het hof. Hierbij baseerde het hof zich op het hiervoor genoemde ‘Zwartemeer’-arrest van de Hoge Raad.

Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde echter anders. De Hoge Raad nam niet de vraag of er een schadevaring had plaatsgevonden tot uitgangspunt, maar de verwijten die de beheerder werden gemaakt. De beheerder had aangevoerd dat de hoofdaannemer zich er ten onrechte niet van had vergewist waar zich ondergrondse kabels bevonden en onvoldoende erop had toe gezien dat de onderaannemer met de aanwezigheid van kabels rekening hield. Deze verwijten houden geen verband met het gebruik van een schip. Indien de onderaannemer niet zou hebben gekozen voor het gebruik van het ponton, maar de werkzaamheden vanaf de wal zou hebben uitgevoerd, zouden de verwijten aan de hoofdaannemer niet anders zijn geweest. De aanwezigheid van het ponton heeft geen rol gespeeld in de schadeveroorzaking die aan de vordering ten grondslag is gelegd. Juridisch vertaald: het gebruik van het ponton is niet causaal geweest voor de schadeveroorzaking.

De oorzaak van de aanvaring lag derhalve niet aan boord van een schip. De Hoge Raad oordeelt hiermee dus dat de aanvaringsbepalingen niet van toepassing zijn indien de aansprakelijke partijen alleen ‘landverwijten’ worden gemaakt die niet verband houden met het gebruik van schepen. De vordering kan dan slechts worden gebaseerd op een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) waardoor de verjaringstermijn 5 jaar bedraagt. De schadelijdende partij heeft dan geen keuze tussen twee verschillende rechtsvorderingen en er is dan ook geen sprake van samenloop van rechtsvorderingen.

Wat leert de uitspraak van de Hoge Raad ons?
Uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat het voor de vraag welke verjaringstermijn van toepassing is, relevant is welke verwijten de schadeveroorzakende partij worden gemaakt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ondanks het feit dat er sprake was van een schadevaring, de verjaringstermijn voor aanvaringen niet altijd exclusief van toepassing is. Indien de verwijten die de schadeveroorzakende partij worden gemaakt niet verband houden met het gebruik van schepen, is de verjaringstermijn voor onrechtmatige daad van 5 jaar van toepassing.

De recente uitspraak van de Hoge Raad laat ook een aantal discussiepunten onbeslist. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe deze uitspraak valt te rijmen met het hiervoor genoemde ‘Zwartemeer’-arrest. In dit arrest werden namelijk soortgelijke verwijten gemaakt als in het recente arrest. Toen werd ook gesteld dat de aansprakelijke partij onvoldoende had gedaan om de kabel te lokaliseren. Een groot verschil met de uitspraak van 21 november 2014 en het ‘Zwartemeer’-arrest is dat in het ‘Zwartemeer’-arrest de eigenaar van het schadeveroorzakende schip werd aangesproken. In de recente uitspraak was dit niet het geval. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat indien een eigenaar van een ponton wordt aangesproken, het niet uitmaakt welke verwijten worden gemaakt en de korte verjaringstermijn voor aanvaringen van toepassing is. Of dit inderdaad het geval is, zal door de Hoge Raad in een nadere uitspraak duidelijk moeten worden gemaakt.