Per 1 januari 2016 is de nieuwe Wet bestrijding maritieme ongevallen (WBMO) in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt de Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON) en regelt bovendien de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken (2007).
Het Verdrag van Nairobi regelt de bevoegdheden van kuststaten om in hun Exclusieve Economische Zone (EEZ) snel en adequaat scheepswrakken van verdragsstaten te (laten) verwijderen. Op grond van de regeling in het Verdrag is de scheepseigenaar de eerstverantwoordelijke voor het opruimen van het wrak. Komt de scheepseigenaar zijn verplichting tot opruiming niet na, dan kan de getroffen kuststaat zelf optreden. De hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van de scheepseigenaar, die ter zake een risicoaansprakelijkheid heeft.
Een belangrijk aspect van het Verdrag is dat scheepseigenaren de verplichting hebben zich tegen voornoemde risicoaansprakelijkheid te verzekeren. Deze verzekeringsplicht geldt voor schepen met een bruto tonnage vanaf 300. Voor de hoogte van de verplichte verzekering wordt aangesloten bij de aansprakelijkheidslimieten van het Londens Beperkingsverdrag (LLMC 1976, als gewijzigd bij het protocol van 1996).
Het Verdragsregime is overgenomen in de nieuwe wet. De belangrijkste bepalingen van de wet zien op de meldplicht, het lokaliseren en markeren van wrakken en het opruimen daarvan, en op de aansprakelijkheid en verzekeringsplicht van de scheepseigenaar.
De bepalingen van het Verdrag zelf gelden in beginsel alleen voor de EEZ, maar de regeling van de WBMO geldt ook voor de Nederlandse territoriale zee en binnenwateren. Bovendien stelt de wet regels voor schepen die geen “wrak” zijn in de zin van het Verdrag, maar wel een gevaar opleveren voor bijvoorbeeld het scheepvaartverkeer of het mariene milieu.
Hoewel de bedoeling was dat de nieuwe wet en het Verdrag van Nairobi tegelijkertijd in werking zouden treden, is het Verdrag voor Nederland nog niet van kracht. Daartoe is namelijk vereist dat Nederland ten minste drie maanden tevoren een verklaring bij de IMO deponeert, hetgeen voor zover ons bekend begin januari 2016 nog niet was gebeurd. Formele inwerkingtreding van het Verdrag zou dus op zijn vroegst pas medio april van dit jaar kunnen plaatsvinden.